Kinderen uit de diamantmijnen van Sierra Leone halen, scholing voor ze opzetten en tussendoor ook nog assistent-coach van het nationaal elftal van Sierra Leone worden…
Journalist Sander de Kramer deed het allemaal. In het boek Chief Ouwe Dibbes beschrijft Jochem Davidse hoe Sander de Kramer zich inzet voor Sierra Leone en welke opmerkelijke avonturen hij meemaakt.
Deel twee van het tweegesprek met de auteur en ‘de man die een week in een dag leeft’.
Toen je in Sierra Leone was om een verhaal te schrijven over de kinderarbeid in de diamantmijnen, besloot je dat je die kinderen uit de mijn wilde halen. Je had ook kunnen denken: ik schrijf het op zodat iedereen het weet en hoop dat er iets aan wordt gedaan. Waarom zette je toch die stap?
Sander: ‘Omdat niemand iets deed, terwijl die kinderen zich letterlijk aan het doodgraven waren. In een Unicef-rapport stond dat deze kinderen onder de slechtste omstandigheden op de slechtste plaats ter wereld leven. Dat rapport kon Unicef wel maken, maar ze deden er vervolgens niks aan. Niemand durfde er zijn vingers aan te branden omdat de onderwereld bij de diamantmijnen betrokken is. Als ik zoiets zie, dan kan ik niet alleen het verhaal schrijven en weer vertrekken. Dat heb ik van mijn moeder. Als zij onrecht ziet op straat, wil ze helpen. Ik had me voorgenomen: ik ga die kindsoldaten redden, al wordt het mijn dood.’
Jochem: ‘Dat is zijn natuurlijke drive. Als hij weet dat hij het kan, dan moet hij het doen. Het verbaast hem ook dat zoiets voor anderen niet zo logisch is. Ik kan bijvoorbeeld als journalist over iets ellendigs een verhaal maken, maar daarna glijdt het ook wel weer van me af.’
“Gelukkig ben ik gezegend met een opgewekt karakter.”
In het boek beschrijf je hoe je in eerste instantie zonder plan naar een diamantmijn ging en hoe dat behoorlijk misliep. Hoe wist je daarna hoe je het wel moest aanpakken?
Sander: ‘Ik hoorde over het bestaan van de chiefs, iedereen heeft vertrouwen in hen. Met hen moest ik het dus doen. Ik ben met een van de chiefs gaan praten. Gelukkig had ik een shirt bij me van het Nederlands elftal, dat ik aan hem gaf. Bleek zijn broer lang met Cruijff in Amerika te hebben gespeeld. Dat was mijn geluk. ‘Nederlanders zijn goede mensen,’ zei hij terwijl hij me in mijn ogen keek. Zo’n chief heeft gestudeerd, maar hij heeft ook de jungle-academie gehad. Die ziet in een oogopslag of je met goede bedoelingen komt. Na ons gesprek zegde hij me zijn hulp toe. Ik wist meteen dat ik niet alleen de kinderen wilde redden, maar het hele gebied een boost moest geven. Dat ben ik gaan doen met de Sunday Foundation.’
Heb jij dan geen angst dat het misgaat?
Sander: ‘Ik heb het idee dat ik word beschermd als ik goed doe. In Afrika denken ze dat het je voorouders zijn die je beschermen. Dat geloof ik wel.’
Jochem: ‘Jij vindt ook dat een dergelijk groot risico, je eigen veiligheid, niet opweegt tegen de misstanden die je uit de weg wil helpen.’
Sander: ‘Mijn idealen staan boven mijn gezin. Dat is voor mijn vrouw soms lastig. Als ze dit soort uitspraken van me leest in interviews, dan vindt ze dat best moeilijk.’
Als bekroning op je werk word je benoemd tot chief en juichend door de straten gedragen. Voelt dat niet ook wat ongemakkelijk?
Sander: ‘Natuurlijk. Het geeft een beetje een koloniaal gevoel. Het hoeft ook echt niet van mij. Maar het is wel zo dat je daar een wezenlijke verandering hebt gebracht. We hebben programma’s opgezet rond voedselvoorziening, onderwijs en medische zorg, soms door simpelweg malariapillen te geven. We hebben er zo’n verschil gemaakt, dat die mensen iets met hun gevoel wilden doen. Ze kroonden me tot chief, in het noorden en het zuiden van Sierra Leone. Ik ben daarmee ook de enige chief die het noorden en het zuiden met elkaar verbindt. In een land waar burgeroorlog is geweest, is dat best een dankbare taak.’
Op ontwikkelingshulp is wel eens de kritiek dat de boel instort als een hulporganisatie zich terugtrekt. Of dat de westerse hulpverlening het initiatief bij de eigen bevolking wegneemt. Hoe voorkom je dat?
Sander: ‘We hebben een hele organisatie daar. Ik ben weliswaar de chief, maar bij de organisatie werken veel Sierra Leoners. Zij regelen alles ter plekke en zijn daarin heel zelfstandig. Wat betreft dat initiatief ontnemen: ik vind wel dat je mensen soms een duwtje kunt geven zodat ze iets kunnen ondernemen. We troffen bijvoorbeeld een gemeenschap aan die aan het water woonde. De vissen zwommen langs ons, maar de mensen hadden geen geld voor netten. Dus het eten was er, maar ze konden er niet bij. Voor hen hebben we netten gekocht. Nu zijn ze zelfredzaam. Dan voel je je ook wel eens jan-lul uit Rotterdam. Waarom moet ik dat nu doen? Waarom gaan al die miljarden naar ontwikkelingshulp, maar komen die niet in dit soort gebieden terecht?’
In het boek wordt helder beschreven wat al die ervaringen en indrukken van de gruwelijkheden door de jaren heen met je doen. Als een grote apothekerskast met allemaal lades, waarin verschrikkelijke beelden liggen opgeslagen. Hoe ga je daar mee om?
Sander: ‘Vorige week ging ik een huis bezichtigen dat te koop staat. Ik kwam het huis binnen en zag in een kastje een doodskop staan. Een echte, dus van een mens. Dan gaat er een lade open van een bezoek aan Rwanda en zie ik weer doorkliefde schedels liggen. Ik ben weggelopen en ik heb dat huis niet gekocht. Er gaat een laadje open en die herinneringen komen boven. ‘s Avonds drink ik een wijntje en de volgende dag zijn de beelden weer verdwenen. Gelukkig ben ik gezegend met een opgewekt karakter.’
In je boek staan ook veel vrolijke avonturen beschreven die je door je werk in Sierra Leone hebt meegemaakt. In 2008 haal je bijvoorbeeld een voetbalteam van mannen die door de burgeroorlog in Sierra Leone zijn verminkt, naar Nederland. Ze bekijken een oefenduel van het Nederlands elftal en spelen zelf een wedstrijd tegen BN’ers in de Kuip. Welk moment sprong er voor jou uit?
‘Ik vond het mooi dat Robin van Persie echt de tijd nam om met al die mannen op de foto te gaan. Later, toen we vertrokken uit de Kuip, werden we achterna gezeten door een auto die maar bleef toeteren. Uiteindelijk stopten we. Was het Van Persie die voor iedereen voetbalschoenen had meegenomen. Sommige Sierra Leoners hadden maar een voet omdat de ander was geamputeerd. Dus de een kreeg van hem een linkerschoen en de ander een rechter.’
Volgende week meer over de minder bekende kant van Sander. Lees hier deel één: het begin.
Bestellen
Je kan het boek hier bestellen.
Reacties